Op 4 juli was het eindelijk zover: we vertrokken naar Senegal! We spraken af op de luchthaven van Zaventem, waar we om iets na 12 ons belgenlandje zouden verlaten. Hier ontmoetten we ook Magda, de verantwoordelijke van Bagaya-Kapelle. Dit is een organisatie die al meer dan 30 jaar samenwerkt met Bagaya, Magda zou dus een goede reisgids zijn! De check-in verliep vlot, alsook de vlucht. Bij de aankomst in Dakar werden onze paspoorten, vingerafdrukken en irissen goed gecontroleerd. We bleken geen gevaar voor het land en mochten dus verder 😉.

Aan de luchthaven werden we opgewacht door Aliou en Omar, twee oude kennissen van Magda. Tijdens de rit van de luchthaven tot het huis van Aliou konden we onze ogen al uitkijken: palmbomen, rode zand, geiten vastgebonden op het dak van auto’s, overvolle bussen… Na een rit van ongeveer een uur kwamen we aan op onze (tijdelijke) bestemming: een buitenwijk van Dakar, een levendige, gastvrije, zanderige, noch arme noch rijke buurt. Overal zijn mensen in de weer: kasten maken, kleden naaien, fruit verkopen…  Zoals op voorhand afgesproken mochten we de eerste dagen logeren bij Aliou en zijn gezin: de living werd omgetoverd tot een gezellige slaapkamer voor 5 personen. Niet alleen wij werden met open armen ontvangen, het huis was een plaats waar ook neven, nichten, kleinkinderen, kennissen van in de Casamance en ook een aantal studenten welkom waren.  Vermoeid maar tevreden na al deze indrukken kropen we onder ons muskietennet, haalde de DEET boven en probeerde niet te veel aan de hitte te denken. Volgens Robrecht (Robèèrrr voor de vrienden) was het ‘officieel niet meer warm’, een uitdrukking die hij zich later zou beklagen.

Zoals Arno de dag zo poëtisch samenvatte:

“Van het grijze gebetonneerde Belgenlandje, over een moderne Franse snelweg, tot een rode verzande buitenwijk, aangekomen in een levendige, gastvrije familie. Één uitdrukking: KASSUMAI KEB!”

De volgende morgen werden we brutaal gewekt door het ochtendgebed. Een luidspreker een stukje verderop kondigt ‘s morgens en ’s avonds aan wanneer het tijd is voor gebed. Dit gaat gepaard met een hele hoop ‘shamalaaa shamalaaa shamalaaa’, en dat om 5.00 in de ochtend.

Op het programma stond een trip naar Dakar Centrum, om onze batterij en wat andere componenten op te halen. In afwachting van onze gids/taxichauffeur, trokken we met Ouli (de vrouw van Aliou) naar het plaatselijk marktje. Om een beeld te scheppen:  250 m² vol met kleine kraampjes, van kleurrijke stofjes waar ijverig kleren van gemaakt werden, tot de snelste uiensnijder ooit gezien, tot verse vis (met veel vliegen), groenten en fruit, hier en daar een kat, enkele geiten en schapen. Vooral heel veel beweging, veel lachende mensen. Ouli weet duidelijk wat wel of niet goed is, ze maakte opnieuw een lekkere maaltijd voor ons! (sidenote: kleine paprika-achtige dingetjes zijn pepers, ze zijn heeeel erg pikant…). In Dakar centrum verliep het minder rooskleurig: er was een fout gebeurd met de overschrijving van België naar Senegal, waardoor wij de componenten niet mee konden nemen. Met legen handen naar huis dus… (spoiler alert: ondertussen is de fout opgelost, we wachten nog totdat alles van Dakar naar Bagaya verstuurd kan worden). Voor de tijd die ons restte werd gevoetbald, gespeeld met de lokale kinderen, het Diola (de lokale taal) geoefend, gezwommen in de Atlantische Oceaan, veel gekeuveld en gelachen.

Donderdag was het dan tijd om onze reis verder te zetten richting Bagaya, hiervoor huurden we een ‘sept-place’. Voor dag en dauw stonden we op om aan deze dagreis te beginnen: Arno, Stef, Robrecht, Joke, Magda, Bacary (onze Senegalese gids) en Ayda. Zij is een nichtje van Aliou dat met ons mee zou reizen naar een naburig dorp. De reis was op z’n minst gezegd een hele onderneming: 4 keer controle op de grenzen tussen Gambië en Senegal, 2 keer een som geld moeten betalen om de grens over te mogen, 1 keer verdacht van kindersmokkel. Dit laatste was natuurlijk een groot misverstand en was dan ook na enkele telefoontjes opgelost. Bij de grenscontroles verkochten veel kinderen vanalles op te eten en drinken: koekjes, hard gekookte eieren, zelfgemaakte waterijsjes, noten … De weg werd vervolgd in de Casamance, het zuidelijke deel van Senegal dat gevangen ligt tussen Gambië en Guinee-Bissau. Het landschap werd stillaan minder droog, rode zand maakt plaats voor bewerkte akkers, de drukte van Dakar wordt vervangen door een rust van het platteland en de natuur. Na de laatste uren zéér hobbelige weg, kwamen we dan aan in BAGAYA! Wat een prachtig dorp!!

Vooraan het dorp, net naast de hoofdweg, wachtte Bacary Badji ons op. Hij is de president van de AJB, de lokale vereniging waar we mee samenwerken. Ieder van ons werd opgenomen in een ander gezin, in een ander ‘quartier’ van het dorp. De eerste dagen samengevat in enkele woorden: mensen ontmoeten, veel vergaderingen bijwonen, zweten, voetballen, dansen (of kijken hoe andere dansen 😉 ), babbelen met ons gezin en beetje bij beetje het reilen en zeilen van het dorp ontrafelen. Daarbovenop was het nog eens twee dagen Tabaski, ‘het feest van het schaap’. Dit is een heel gebeuren: familie van heel Senegal (en ver daarbuiten) komt op bezoek, er wordt veel gekookt en gekuist door de vrouwen en er wordt heel erg hard niks gedaan door de mannen. Een ideaal moment voor ons om de familie wat beter te leren kennen, te helpen waar we mochten en te bekomen van onze toch wel heftige trip. Daarbuiten werd er ook al goed gewerkt aan ons zonnepanelen-project: samen met de lokale elektriciens het elektrisch schema overlopen en op punt stellen, de zekeringenkast installeren, greppels graven, materiaal kopen in Bignona …

Jullie horen het wel, onze dagen zijn hier goed gevuld! We hopen dat alle componenten snel zullen arriveren, zodat we er voor 100% in kunnen vliegen.

O katoral benike, ciao, adios, au revoir, byebye, tot de volgende!

Xoxo team Bagaya

Humasol