Bonsoir mes amis! (Bonsoir zeggen ze hier eigenlijk altijd, ongeacht of het avond is of niet) Afgelopen 2 weekjes hebben we genoten van een vakantie, die ons leidde van het uiterste noorden van Bénin (vlakbij de grens met Burkina Faso!) tot het heuvelachtige zuiden van Togo (vlakbij de grens met Ghana!). Het was een reis van hoogtes en laagtes, van ziektes en gezondheden en van afwezigheden en aanwezigheden. Maar het belangrijkste mag niet vergeten worden: het was een vakantie om te onthouden. Alles begon op 24 juli, toen Olivia met haar ouders reeds vertrok voor een reisje naar het noorden van Bénin. In die tijd was team humbike nog bezig met het halen van de deadline. Twee dagen later ’s ochtends vroeg was het dan zo ver: ook de rest kon op vakantie vertrekken. Om 5 uur ’s ochtends stond onze wekker zodat we op tijd waren voor de bus naar Natitingou in het noorden van Bénin. Daar begint echter al onze eerste uitdaging: op het moment dat we eigenlijk met zemidjans naar het busstation wilden rijden, besloot moeder natuur om enkele kubieke kilometers water naar beneden te gooien. Gelukkig heeft onze buurman Olivier de gewoonte om elke ochtend rond half 6 zijn auto te wassen, dus hadden we al redelijk snel een lift naar het station.
Eens aangekomen in Natitingou werden we opgehaald door Dany, een Franse vrouw die op bizarre wijze op het idee was gekomen om daar een Bed and Breakfast te openen. Ze was wel enorm vriendelijk en heeft ons vier dagen verwend. In de namiddag besloten we om de Kota watervallen te bezoeken, één van de watervallen die het Atakora gebergte (laaggebergte in het noordwesten van Bénin, waar ook Natitingou ligt) rijk is.
De volgende dag was het tijd voor wat lokale cultuur. We maakten een daguitstap naar Tanéka, een afgelegen dorp dat bekend staat om zijn traditionele architectuur en eigenzinnige bevolking. Het was een zeer interessant bezoek, waar we vergezeld werden door een lokale gids en de zoon van de koning. Een bizar moment tijdens de rondleiding was het bezoek aan de koning, een man die in flamboyante kledij en een scepter in een hutje zat, klaar om mensen te ontvangen. In de namiddag stelde de gids voor om een bezoek te brengen aan een grot in de buurt, die vroeger gebruikt werd om kostbare spullen, eten, vrouwen en kinderen te verbergen in tijden van oorlog.
Op zaterdag 28 juli gingen we ’s ochtends naar het museum van Natitingou, om meer informatie te krijgen over de geschiedenis en de manier van leven van de lokale bevolking. Na 4 lange dagen was het dan ook eindelijk zo ver: de terugkeer van onze teerbeminde Olivia!! En nog beter: Olivia had ook eten meegenomen! Olivia was echter wel nog erg moe, dus besloot ze om in de B&B een dutje te doen terwijl wij nog de Tata Somba zouden bezoeken. De Tata Somba zijn speciale gebouwen die typerend zijn voor de noordelijke grensregio tussen Togo en Bénin (zie foto hieronder). Het was mooi om te zien, maar na het bezoek besloten we toch dat we er nooit zouden willen wonen. Dit voornamelijk omdat er binnen vuur wordt gebruikt om termieten weg te jagen, waardoor heel het gebouw een negatief effect geeft op je ademhaling. Na ons bezoek met de Tata Somba zijn we de heuvel naast ons hotelletje opgewandeld om eens goed te chillen, Belgische chips te eten en te kijken naar de zonsondergang.
De twee dagen daarop was het tijd voor één van de dingen waar we het meest naar uit hebben gekeken: een safari in Pendjari! Het nationaal park was enorm groen met hoog gras, waardoor het soms moeilijk was om dieren te spotten. Maar toch zijn we erin geslaagd om Olifanten, Buffels, Antilopes, Apen, Jakhalzen en nog veel meer te spotten. De kroon op de dierentaart was echter het moment toen er plots een leeuw voor ons op de weg aan het chillen was. De wagen deed haar echter verschieten (oeps, betrapt!) waardoor ze weer in het hoge gras liep, om daar waarschijnlijk verder te luieren. Na een prachtige dag vol verrassingen en een onvergetelijke zonsondergang, kropen we ons bedje in midden in het park.
Op de tweede dag van de safari hebben we niet heel veel dieren meer gezien en dit voornamelijk omwille van de regenbuien van de nacht ervoor. Een oorverdovend onweer wekte ons om 3u ’s nachts. Hierdoor was er ook een rivier over de weg zodanig gegroeid dat we er eerst niet doorgeraakten. Alle uitgangen waren versperd dus het werd even spannend. We hadden een gezellig onderonsje met wat Nederlanders, Zuid-Afrikanen en Zwitsers die in hetzelfde schuitje zaten. Na een paar uur wachten gaven we volle gas en namen een duik in de rivier met de auto maar gelukkig geraakten we er op tijd uit. Hoewel we hoopten om nog wat dieren te zien die ochtend, was het rijden door een rivier even memorabel.
Tijdens onze uittocht uit het park kwamen we nog even Arno en David tegen op hun jeep. Hierna reden we het park uit, maar het avontuur van de dag was nog niet afgelopen. Vlakbij Pendjari ligt de waterval Tanouga. Na Kota wisten we niet goed wat we moesten verwachten maar deze waterval overtrof alle verwachtingen. De waterval bestond uit verschillende tussenverdiepen die we moesten beklimmen. Voorzichtig over de glibberige rotsen kruipend klommen we naar boven. Boven aangekomen werden we getrakteerd op iets wat op een subtropisch zwembad leek. Lianen, palmbomen, ruige rotsen en heel veel groen. Daarbij een krachtige waterval van 25m hoog met daarvoor een poel van 35m diep. We kleedden ons om, namen een plons in wat misschien wel ons diepste zwembad ooit was en deden een kleine fotoshoot. Angstig daalden we de waterval terug af en na enkele uren kwamen we aan terug in Natitinghou.
Na onze safari hebben we redelijk last minute besloten om niet meteen naar Togo door te steken, maar om eerst de bus te nemen naar Abomey. Normaal gezien duurt deze bus rond de 6 uur, maar helaas was onze buschauffeur eerst verkeerd gereden waardoor de rit een vervelende 9 uur geduurd heeft. Abomey is de vroegere hoofdstad van het rijk Abomey, en ook de plaats waar de koningen steeds hun paleizen bouwden. Na de aankomst in Abomey besloten we nog even een wandeling te maken. Een niet zo slimme Joachim dacht dat het tijdens de wandeling wel een goed idee was om bij een paleis binnen te wandelen en te vragen of we het konden bezoeken. Daar bleek dat het het paleis was van de huidige (ceremoniële) koning waar op dit moment enkel zijn vrouwen vertoefden. De koning had ongeveer 10 struise vrouwen die volgens de regels geen kleren mogen dragen (enkel een doek) en kaal moeten zijn. Allemaal niet zo een groot probleem, ware het niet dat deze vrouwen eisten dat we geld betaalden voor ons bezoek en de toegangsdeur hadden gesloten zodat we niet meer weg konden. Na heel wat gedoe, agressiviteit en geruzie slaagden we erin om met een schappelijke 2000CFA te ontsnappen. Eén vrouw was echter nog steeds niet blij en liep ons achterna, waardoor we zelf met de schrik van ons leven zijn weggelopen.
Gelukkig konden we erna weer terug naar onze B&B, waar de gastvrouw Edith, één van de vriendelijkste mensen ooit, lekker eten voor ons had gemaakt. De volgende dag bezochten we nog het aansluitende museum, waar we meer te weten kwamen over het pre-koloniale Bénin. Erna was het dan tijd voor de rit naar Togo. Dat was nog een groot vraagstuk, aangezien er meerdere grensovergangen zijn en we niet zeker waren of we bij de dichtstbijzijnde grensovergang een ‘visa on arrival’ konden krijgen. Na even discussiëren en een bezoekje aan het politiekantoor, besloten we om het erop te wagen.
Na een maand in Benin te vertoeven staken we met ons vijf woensdag 1 augustus de grens over naar Togo. Het zijn van die momenten dat je opeens beseft hoe handig de open grenzen in Europa zijn. De Beninse politie schreef onze gegevens eerst handmatig in een dik boek. Een half uurtje later betraden we het niemandsland om daar een paar uurtjes wortel te schieten voordat we Togo binnen mochten. Laten we afgaand op de snelheid maar veronderstellen dat elke letter op een uitbundig versierde initiaal uit een middeleeuws bijbel lijkt. Ondertussen stak een familie geiten voor onze neus de grens over in een minuutje 🙂 Toen de zon de hemel oranje, rood, paars en blauw kleurde, kwamen we aan in Kpalimé. Het charmant dorpje aan de voet van Mt Agou is omgeven door prachtige natuur en het toeristisch centrum van Togo. Een goede nachtrust volstond om vol enthousiasme in de Togolese cultuur te duiken. Eerst bezochten we het lokaal marktje en een kerk die precies uit Duitsland geplukt is. De kerk is een van de weinige overblijfselen van de Duitse kolonisatie van Togo tot de Eerste Wereldoorlog. Toen Ronald en Joachim de trap naar de klokkentoren ontdekten, konden ze het niet laten om samen met Nicolas naar boven te klauteren. Het zicht op een stad in de heuvels uit een kerktoren… moeten we nog meer zeggen?
In de namiddag leidde een gids ons rond door een bos bovenaan een van de vele heuvels die Kpalimé omringt. We kwamen in contact met alle vormen van exotische planten wiens sap je kan drinken, waarmee je kan verven en die gebruikt werden als geneesmiddelen. Het was een overrompeling van geuren en kleuren die elk zintuig kon tinkelen.
Helaas bracht de tocht ons ook de pijnlijke herinnering dat we nog steeds Europeanen met een zwak maagje zijn. De plaatselijke ‘fufu’ -een mengeling van maniok, gname en nog wat plaatselijke producten- die we die middag aten overrompelden de maag van Olivia met een acute virale infectie. Voordat de rondleiding in het bos goed en wel begonnen was, moest ze aan de inkom achterblijven met een rondtollende maag. Jammer genoeg verkende ze ook de daaropvolgende dagen niet meer dan de muren van haar hotelkamer. ’s Anderendaags leidde de gids van de eerste de rondtocht ons een volledige dag van de hoogste toppen tot de watervallen in de dalen. We doorkruisten cacaoplantages, koffiebomen, ananasplanten en sloten af met een adembenemend zicht op lac Volta aan de grens met Ghana. De ondergaande zon zorgde voor een prachtig samenspel tussen het meer die als een glinsterende robijn lag tussen donkergroene bomen en dreigende wolken.
Het intensief reizen doorheen West-Afrika eiste die dag ook de tol van Emilie. Ze kreeg last van duizeligheid en misselijkheid. Daardoor kropen uiteindelijk enkel de jongens zaterdagochtend vroeg uit hun bed om Mt. Agou te beklimmen. Onze gids Nestor vertelde ons alles over de politieke situatie in Togo terwijl de 1000m hoge top steeds dichter en dichter kwam. Vlak voor de top haalden we de traag stijgende wolken in, waardoor we aan de top enkel konden genieten van de dichtstbijzijnde dertig meter. Net onder het wolkendek was het zicht alleszins al adembenemend. Ook onze knuffelmascotte Ben kon het niet laten om nog eens uit de zak te komen piepen (en meteen aan de drank te zitten). Het was een perfecte afsluiter op de reis en het stak toch wel vanbinnen dat niet heel het team van de kers op de taart mocht proeven.
De eigenlijke reis mocht dan misschien afgelopen zijn, maar het transport van het ene land naar het andere blijft steeds de moeite waard. Als eerste was onze eerste chauffeur zijn identiteitskaart vergeten, dus moesten we overstappen naar een tweede chauffeur. Die bracht ons in een zeer gammele auto de grens over en gaf ons vervolgens door aan een derde chauffeur. Daar bleek dat de eerste chauffeur een te groot deel van onze afgesproken totaalprijs had genomen, waardoor de laatste chauffeur niet akkoord was met zijn deel. Enkele Beninse omstaanders overtuigden hem na een portie armzwaaien en discussiëren in West-Afrikaanse talen om ons toch nog aan ons appartement in Parakou af te zetten. De stijve benen tijdens een autorit naar Zuid-Europa waren plots heel relatief toen vier van ons elf uur lang op de achterbank van verschillende auto’s gepropt zaten en de passagier af en toe ook haar plaats moest delen met een lifter. We waren blij om die avond in onze vertrouwde zetel te kunnen ploffen en ons geen zorgen te moeten maken om onderdak te vinden voor de avond zoals de afgelopen twee weken. Maar nu gedaan met de pret en terug hard werken. Dikke kusjes van het hele team en tot snel <3
Humasol