Na een jaar voorbereiding is het vertrek eindelijk aangekomen. Door een overboeking van economy class, hebben Arno en ik een plaats gekregen op business class. Thanks Brussels Airlines! Onze vliegtuig landde ’s avonds en na onze aankomst bij AMCES, het hostel waar wij in Cotonou verbleven, zijn wij snel in slaap gevallen. Cotonou is heel druk. De volgende ochtend maken Arno en ik voor het eerst kennis met deze megapolis. Alhoewel er nergens hoogbouw is, kan men aan het verkeer duidelijk merken dat het hier om een hoofdstad met meer dan één miljoen inwoners gaat.Merkwaardig zijn de zemi-johns, de lokale brommertaxi’s die het transportmiddel bij uitstek zijn. De voorrangsregels zijn hier gelijk aan de wet van de sterkste (of in dit geval de luidste toeteraar). Het is even wennen om achterop te reizen op deze brommers, maar daarna genieten wij er al van. De eerste dag hebben wij een lijstje van motor distributeurs afgewerkt om meer informatie te verkrijgen over de mogelijkheden. Tegen de namiddag hebben wij een gids gevonden die ons rondleidde op de grootste markt van West-Afrika, de markt van Dantokpa. Deze markt omvat 20 000 kraampjes en heeft dagelijks zo’n 100 000 bezoekers. Men vindt hier alles van gerecycleerde plastic flessen, tot sieraden, van dvd’s tot voodoo-accessoires. Onze gids, die eigenlijk een radiopresentator is bij de lokale radiozender, wist zelfs een elektromotor te vinden voor ons in één van de kleine uithoeken van de markt. Verder zijn wij langs het lokale politiecommissariaat geweest en hebben wij in de brandweerkazerne de nederlaag van Argentinië tegen Frankrijk gezien. Bij elke Franse goal een gigantisch gejuich en altijd riepen ze ‘La France, c’est l’Afrique!’. Marie-Ange, onze gids, bracht ons onverwacht in de opnamestudio voor een live interview op radio Tokpa. Voordat wij terugkeerden, passeerden wij langs de voodoo-priester van de markt, die zo vriendelijk was om ons project te zegenen. Het was een intense eerste dag.

De voodoo priester van de markt.

De dag erop is het zondag. Bij het wakker worden, merkten wij dat die dag niet al te productief ging zijn. Het regenseizoen was begonnen en de straten stonden praktisch onder water, door een hele nacht en voormiddag stortregen. Zoiets zie je niet in België. Om brood te kunnen halen, moesten wij tot onze enkels in het water ploeteren. Na de middag klaarde het op en zijn wij in een restaurant bij het strand iets Afrikaans gaan eten. Het strand zelf was niet zo idyllisch als de côte d’Azur, alhoewel het uit de stad naar het schijnt wel beter is. De sloppenwijken reikten tot aan het water en de oceaan lag vol plastic. Vanwaar zou al dat plastic komen? ’s Avonds kwamen de andere projectstudenten aan, die ook enkele dagen in Cotonou zouden verblijven. Met de groep gingen wij langs een lokaal festival, waar de Beninese levensstijl alom aanwezig was. Iedereen was aan het dansen en aan het genieten. Overal zagen wij mensen drinken van ‘La Béninoise’, een bier dat bij ons Belgen zeer in de smaak viel. Tussen de duizenden mensen was het interessant om te ervaren dat wij de enige blanken waren.

Achterop de zemi-john

Nu terug naar het project. Verder bouwend op de contacten die wij de eerste dag hadden gelegd, zijn wij erin geslaagd langs te gaan op een bureau dat zich bezig hield met telecom en zonne-energie. Nadat wij ons project daar hadden uitgelegd, hebben zij ons voorzien van nuttige info. Zij wisten ook twee plaatsen waar wij een motor konden vinden voor onze zonnemolen. De ene was dezelfde markt van Dantokpé en de andere was een chinese handelaar in landbouw toestellen. Na een half uur op de zemi-john kwamen wij terecht bij deze handelaar. Die vertelde ons dat hij 35 jaar geleden door de president zelf naar Bénin was gehaald om de landbouw op te drijven. Op zijn erf waren er allerlei tractoren en nieuwe toestellen aanwezig. Uiteindelijk besloten wij om bij hem onze motor te kopen. Nadat wij onze motor hadden, zijn we teruggekeerd naar het hotel om ons klaar te maken voor België-Japan.
De rest kwam ook al gauw aan en uiteindelijk zijn wij in een lokale bar in supporters tenue de match gaan zien. Door onze aanwezigheid was de hele bar omgetoverd tot een Belgisch fanclub. La Belgique, c’est l’Afrique? Na een spannende match gingen wij ons klaar maken voor onze reis in de ochtend naar Parakou, een stad in het Noorden van Bénin. Dit is waar wij uiteindelijk onze molen gaan installeren. Tijdens de nacht kregen wij echter last van de ‘reizigersziekte’ en vervolgens moesten wij onze rit uitstellen. Hopelijk schrijven wij jullie volgende keer vanuit Parakou!

Belgisch fandorp in Cotonou

Groetjes,
Arno & David

Humasol