Is het al 13 augustus? Jawel de tijd vliegt hier echt, en niet alleen omdat we onze handen stevig uit te mouwen aan’t steken zijn, maar ook omdat we het nog altijd ongelooflijk naar ons zin hebben. Een schande dat we nu pas met een nieuwe update komen van ons leven hier, maar we wilden wachten tot we jullie konden informeren over noemenswaardige verwezenlijkingen. Nu, die zijn er niet gekomen, dus vallen we jullie maar lastig met onze onnoemenswaardige verwezenlijkingen. We hebben nu dus wel een hele schotel – wat zeg ik, een vijfgangenmenu – aan verhalen voor jullie in petto.

Met drie aan het werk, een unicum

Les travaux

Eerst en vooral hebben we een bescheiden vooruitgang geboekt in ons project, lees: zoveel als mogelijk is gezien de container met panelen en batterijen nog altijd niet is toegekomen (daarover later meer). ‘Graafwerken Humasol en Zonen’ was afgelopen dagen ter plaatse in l’Hôpital de Saint Martin à Papané. Vele zandkorrels zagen na jaren weer het zonlicht, maar vooral een heleboel uit de kluiten gewassen stenen kregen een nieuwe thuis (moet ons weer overkomen, graven op de bejaarde funderingen van een vorig gebouw). Dat alles om zowel onze nieuwe, als de bestaande oude elektrische kabels veilig onder de grond te kunnen steken, waar ze horen! Bloed, zweet (veel zweet) en tranen waren hiervoor nodig, en uiteraard ook het toeziende oog van menig Beninees toeschouwer. Nu, we hebben ook heel wat hulp gehad van onzen Bruno, den Eric en enkele bereidwillige passanten, maar laat ons zeggen dat wij drie de enigen zijn die bleinen aan deze noeste arbeid hebben overgehouden. Verder voelen we ons hier ook parttime stagiair elektricien: lichten installeren, stopcontactjes plaatsen, kabels verbinden, en zelfs de occasionele lamp vervangen. Kortom: maken we het niet als ingenieur, dan is er voor ons wel een carrière weggelegd in een dergelijke branche, zij het wel dat we zijn opgeleid volgens Afrikaanse normen.

Werkenwerkenwerken, Beninezen kijken toe en zien dat het goed is

 

 

 

 

 

 

 

 

Het werkje ‘steek de kabel in de buis’ blijkt een moeilijker karwei dan gedacht

 

 

 

 

 

Michiel en Hanne gaan net een stapje verder, en laten de zwaartekracht een handje helpen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bon, de container dus, dat godver***** ding. Vergeef ons ons taalgebruik, maar het moet gezegd dat het ons al veel miserie, stress (Thomas zijn mond staat al vol met aften) en ongeduldig wachten (onze nieuwe hobby hier) heeft bezorgd. Sinds 27 juli staat de container met onze zonnepanelen, batterijen en inverters al vast bij de douane in de haven van Cotonou, de economische hoofdstad van dit mooie land. Na talloze telefoontjes, moeten we er ons bij neerleggen dat het gewoon wachten wordt tot de raderen van de Beninese overheidsmachine beginnen te draaien.

Entre-temps…

Gelukkig hebben we de pijn van het wachten – naast het werken – kunnen verzachten met zowel leuke als nuttige uitstapjes en activiteiten. Zo hebben de boys, inclusief team Parakou, een poging gedaan om op te boxen tegen de plaatselijke, uit de kluiten gewassen voetballers in een oefenmatch. Dit als selectieprocedure om in de voetbalmatch van de volgende dag het team van Papané Hôpital te mogen verrijken. Helaas: na de training waren onze mannen zo vermoeid (zij beweren deels door het warme weer) dat ze vriendelijk hebben bedankt en de volgende dag vanaf de zijlijn mental support boden aan het team FC Panthères (FC De Panters) van Papane Hôpital. Ondanks een ruzie tussen beide teams aan het begin van de match, enkele gewonden en een volhardende kip op het veld, verpletterde ons team het andere met een 2-1 overwinning!

Naast onze eigen, spreekwoordelijke grenzen die we hier dagelijks verleggen door het eten en drinken van smerige dingen, vangen van schorpioenen en muizen, beklimmen van uitdagende bergen,… staken wij ook een letterlijke grens over. Wij maakten op illegale wijze (badass als we zijn) de oversteek van Benin naar Nigeria, van elkaar gescheiden door een rivier waar naar verluidt krokodillen en nijlpaarden vertoeven wanneer het waterpeil hoger staat. Net als een sh**load aan zakken rijst, flessen cola en liters benzine, werden wij de grens overgesmokkeld in een houten bootje. Klinkt spannender dan het was: naast een klein dorpje, een hoop gespierde ‘havenarbeiders’ en enkel toeschouwers (deze mogen zeker niet ontbreken) was daar eigenlijk niet veel te zien.

Onze gids: Pasteur d’Assemblé Dieu, wil ons overigens per sé koppelen aan één van zijn zussen

Kapitein Thomas, going strong

De rivier, die naar verluidt krokodillen en nijlpaarden herbergt

Onderweg naar de grens stopten we ook bij een zogenaamd Peulendorp. De Peulen vormen een etnische bevolkingsgroep, verspreid over West-Afrika. Anders dan de Beninezen leven ze samen met hun dieren, waarvoor ze overigens veel respect hebben, nogal introvert in afgelegen dorpjes. Ze zijn rijker, maar ook magerder dan de gemiddelde Beninees, en staan vooral bekend omwille van hun vele koeien (lees: wandelende zakken geld). Peulen doen er alles aan om hun dieren gezond te houden en geven hen, tot groot onbegrip van de rest van de Beninese bevolking, voorrang op hun eigen voedsel, zelfs in tijden van hongersnood. Geliefd zijn ze hier dus niet, maar dat nam niet weg dat wij er zeer vriendelijk werden ontvangen. Michiel heeft er zowaar een koe mogen melken (zonder succes) en verder toonden ze ons hoe hun (hier populaire) kaas wordt gemaakt, die helaas in de verste verten niets weg heeft van onze Camembert, Brie, Gouda,… Wij missen kaas.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Het watervoorzieningssysteem in Kpakpa

Een andere uitstap bracht ons naar Dassa, een stad zo’n 200 km ten zuiden van Papané, waar we een heel ander Benin leerden kennen. Hierbij werden we begeleid door een olijke bende: professor en ingenieur Dossou, zijn twee broers en zijn neefje (drie zestigplussers en een dertiger), die konden lachen en zeveren tegen de sterren op. Met zeven (waarvan dus drie bijnabejaarden) in een gewone personenwagen cruisen door de geërodeerde, bultige straten van Dassa stond toch garant voor hilariteit alom.

Zij namen ons mee naar het kleine dorpje Kpakpa, waar we op vraag van Atlas Copco (groot ingenieursbedrijf, gespecialiseerd in pompen) en Humasol we een watervoorzieningssysteem bezochten, op zoek naar potentieel voor toekomstige Humasolprojecten.

Hier aangekomen stond ons toch een stevig staaltje traditionele Beninese cultuur te wachten: de locals gingen er namelijk uit hun dak tijdens ‘la fête de chasse’. Enkelingen dansten in het midden met elkaar, met zichzelf, met de grond, met buffelhoorns, begeleid door muzikanten met (al dan niet geïmproviseerde) lokale muziekinstrumenten, opgezweept door de joelende, zingende en klappende massa errond. Na een tijdje waagden we ook onszelf op de dansvloer, tot groot jolijt van gans Kpakpa! Onze beelden zullen meer vertellen…

 

 

 

 

 

De streek herbergde bovendien twee Amerikaansen, die er zich op kleine schaal bezig hielden met sensibiliseringsprojectjes. Één ervan nam de moeite om ons er een rondleiding te geven, en wist ons zowaar binnen te sluizen in het lokale radiostation! Daar aangekomen, vroegen we de radiomakers om Stromae te draaien voor ons, waarmee zij tot onze grote verbazing mee instemden. Van het één kwam het ander (vanaf de GSM van Michiel werd het halve oeuvre van Stromae ingeladen op de radiocomputer), en voor we het wisten stonden wij (en met ons ongetwijfeld alle andere radioluisteraars) er te dansen op de zwoele vibes van Papaoutai!

 

 

De grote zwarte man in de video is Victorin, het neefje van professor Dossou, onze chauffeur van dienst, en tegelijk een buitengewoon intelligente en progressieve Beninees met een gezonde portie levenswijsheid.

Des faits divers

Dit keer een dubbele portie, in ruil voor jullie geduld:

  • Beninezen eten meestal met hun handen omdat ze dat ‘plus à l’aise’ vinden. Met enkel een vork eten gebeurt ook wel soms, maar messen zijn helemaal not done.
  • De maaltijden hier hebben vaak een ‘extra touch’, te herkennen aan het knarsende geluid tussen de tanden. Ja mannekes, er zit hier zand in het eten, en nog geen klein beetje.
  • Nu we het toch over eten hebben: in het Noorden zijn de mensen verzot op hondenvlees. Op de markt kan je gerust alle delen (inclusief de kop) van een hondenlijf kopen en dat òf lekker op de barbecue òf nog springlevend. Deze arme beesten lijken wel door te hebben dat hun aanwezigheid doorgaans niet wordt gewaardeerd, getuige daarvan hun permanente staart tussen de poten.
  • De meeste Beninezen hebben meer dan 2 simkaarten en voor elke simkaart een aparte GSM.
  • Geregeld krijgen we telefoon van wildvreemden omdat Beninezen bijna per definitie geen telefoonnummers correct kunnen opslaan. Dat gesprek gaat als volgt: “lqkdoapalkcpknf”, “euuuh c’est qui?”, “mfzijmvroeofije”, “bonjour c’est qui???” PUUUUUUUT *einde*
  • De vraag ‘c’est bon?’ wordt ontelbare keren gesteld op een dag, met meestal ‘oui, c’est bon’ als antwoord.
  • Deuren zijn hier van ijzer omdat termieten er anders kunnen door eten
  • Veel straatlantaarns werken op zonnepanelen (de staat doet hier dus toch iets nuttig?).
  • Volgens de Beninezen drink je best alcohol na het werken aangezien dat heel hydraterend werkt. Wie zijn wij om dat tegen te spreken?
  • Langs de baan staan af en toe snelheidsborden. Nuttig, gezien de snelheidsmeter in 90% van zowel auto’s als brommers reeds vele jaren geleden de geest gaven. De arme bestuurders zullen nooit weten hoe snel ze eigenlijk gaan… Maar ja, wat maakt het uit als er geen controle is.
  • Overal waar we gaan, schreeuwen de kinderen (en soms ook de volwassenen) in koor, en om het luidst: ‘Onibo cadeau’. Zodra we erachter waren dat ‘Onibo’ het Nago was voor blanke, vroegen we even na wat het Nago voor zwarte was. Sedertdien beantwoorden we hun liedjes steevast met onze ‘Onèdoudou cadeau’, tot groot jolijt van de verbaasde zangers.
Humasol