Oli otya! Zoals je vorige week kon lezen, werd onze tweede week ter plaatse ten volste benut om kennis te maken met de dagelijkse taken van onze Waste Master collega’s. Daarnaast kregen we de kans contacten te leggen met de ‘grote mannen’ die hier in de pap te brokken hebben. Als blanke heb je duidelijk een dikke streep voor. We worden gemakkelijk uitgenodigd en ons verhaal wordt meer serieus genomen, dan wanneer een Oegandees hetzelfde zou vertellen. Hoe je het ook draait of keert: zolang de overheid niet achter je ideeën staat, heb je hier niets te beginnen. Vandaar dat we al meteen op visite konden bij enkele mannen met aanzien die mee beslissen over wat er gebeurt in Mukono en Kira. Aangezien Chrispin in deze districten zijn klanten bedient, was het belangrijk dat we onze gezichten eens lieten zien en uit de doeken deden waarom we überhaupt hier zijn. Overal werden we vlot ontvangen en konden we ons verhaal en onze missie uitgebreid vertellen. Het staaltje compost dat we meenamen, toonde hen het potentieel van het project. Contacten werden uitgewisseld, ideeën werden op de tafel gelegd. Netwerken tot en met. We doen ons best om alle contacten te onderhouden en op tijd en stond eens op hun bureau te verschijnen! Ook een bezoekje aan een afdeling van NARO, de National Agricultural Research Organisation, passeerde de revue. NARO is een overheidsinstelling die rond landbouw werkt, dat is een beleidsthema waar de overheid behoorlijk wat geld aan besteedt. NARO heeft twee belangrijke taken: educatie en onderzoek. Onder educatie vallen bijvoorbeeld demonstratiedagen voor de boeren, om hen in te lichten over nieuwe teelttechnieken en hun productie te verbeteren. Op de foto zie je bijvoorbeeld een demonstratie van stadslandbouw om inspiratie op te doen voor het telen van groenten op een kleine oppervlakte. Heel belangrijk voor gezinnen met een klein stukje land, zodat zij hun uitgaves aan voedsel kunnen verminderen en een centje bijverdienen. Onder onderzoek valt bijvoorbeeld de ontwikkeling en testen van nieuwe gewassen en rassen of bijvoorbeeld nieuwe landbouwsystemen op maat van Afrika uitdenken en testen. De onderste foto toont een test met courgettes uit de Verenigde Staten, die blijken goed te groeien en resistenter te zijn tegen ziektes, maar we weten nog niet of de Oegandeze ze ook zullen lusten. Je vraagt je misschien af wat NARO met afvalrecyclage te maken heeft??? Wel compostering is een interessante optie voor boeren om goedkoop hun meststof te maken uit huishoudafval. Zo zou de vruchtbaarheid van de Oegandese gronden onderhouden kunnen worden. Momenteel gaat de vruchtbaarheid achteruit, omdat de nutriënten die bij elke oogst uit het landbouwsysteem verdwijnen, niet terug naar de bodem keren. Daarom had Judith, een Oegandese die in Gent is afgestudeerd, ons uitgenodigd om een workshop composteren te komen geven op NARO, zodat zij dat daarna als demo kan opstellen. We hebben op NARO een presentatie gegeven over compostering. Na afloop waren alle aanwezigen enthousiast en helemaal mee in het composteerverhaal. De theorie in de praktijk omzetten bleek echter een stap te ver: de oversten van Judith zagen het niet zitten om groenafval te importeren en van hun eigen keuken bleek het zeer moeilijk te zijn om voldoende groenafval bijeen te sprokkelen. Tijdens de derde week in Oeganda stond de Agricultural show in Jinja op de agenda. Het eerste team had ons hiervan op de hoogte gebracht, maar we kregen op voorhand jammer genoeg niemand van de organisatie te pakken. Op goed geluk, waagden we ons dan maar met een rugzak vol demonstratiemateriaal naar het stadje op enkele uren taxirit van ons verwijderd. Little did we know dat het zes dagen durende evenement amper moet onderdoen voor het festival Dour qua bezoekers. We waren daar om compost aan de boeren voor te stellen en zo een mogelijke afzetmarkt te openen. Het was een geweldige ervaring en de hele sfeer leunde netjes bij de definitie ‘Afrikaans’ aan. Slechte organisatie valt daar niet onder, integendeel! Aankloppen op dag drie, vormde voor de flexibele staff geen enkel probleem om nog een standplaats onder een tent voor de komende dagen te verkrijgen. Humasol T-shirts aan en gaan. Om de Afrikaanse sfeer even te verduidelijken: een landbouwbeurs is hier bijna een festival. Er waren niet enkel meer dan 200 000 bezoekers op één week tijd, maar ook een brandende zomerzon op het terrein. Iedereen komt om er een centje bij te verdienen. Naast de meststoffen, landbouwverzekeringen, zaaigoed, microkredieten, onderzoekscentra, boerencoöperaties en NGO’s, was er ook plaats voor een Afrikaanse klerenmarkt, streetfood, kwakzalverij, een kapsalon, Afrikaanse keuken, terrasjes, schminkers en allerlei attracties zoals elektrische autootjes en dromedarisritjes. We konden dan ook niet anders om deze features uit te testen, toch? Kwestie van ons in te passen in de lokale gebruiken. Iedereen leek wel geïnteresseerd te zijn in onze compost, in de eerste plaats aangetrokken door onze blanke smoeltjes. Aan onze tafel passeerden boeren met en zonder studies achter de kiezen, leerkrachten met hun klasjes, gezinnen met kinderen en mensen uit boerenorganisaties. De mensen die vroegen of we ook compost verkopen, moesten we helaas teleurstellen. De kleine hoeveelheid compost die we uit het prototype voortkwam, is gretig gebruikt voor eigen testen op de boerderij. De upscaling van het proces is nog op volle gang en uiteraard zullen jullie niet bespaard blijven van een grondige uiteenzetting hiervan in een volgend blogbericht. Veel mensen waren ook geïnteresseerd om zelf aan de slag te gaan. Dat ze zelf meststof kunnen maken uit keukenafval, leek hun wel iets voor hun moestuin of boerderij. En gelijk hebben ze: composteren vraagt knowhow en veel (manueel) werk, maar bijna geen investeringen. Ideaal dus voor Afrika. Het idee van eerst je afval te sorteren in biologisch afbreekbaar en ander materiaal voor je begint met composteren, bleek voor hen redelijk nieuw te zijn. Onze lippen stonden niet stil; we hebben alle vier bijna de hele dag hebben gepraat tegen iedereen die er oor naar had. We maakten ook kennis met boerenorganisaties, breidden zo ons netwerk uit en legden een mogelijk klantenbestand voor afnemers aan. Ook viel regelmatig de vraag naar een een demo over compostering op school, in de boerencoöperatie of in de kerk. Voorlopig moesten we de boot nog even afhouden, hopelijk is dit werk voor toekomstige Humasolstudenten. ‘s Avonds aten we nog iets op ons vaste adresje AKA de Indiër in Jinja om tegen tien uur aan te komen bij ons huis in Kanganda, stilaan thuis te noemen. De boda boda drivers versterken ons gevoel van thuiskomen ten volste, onze bestemming is hen al duidelijk vooraleer we opstappen. Als we pas na het avondeten terugkeren naar ons stekje, kregen we zelfs de gevatte opmerking te horen: “Hey, you’re late today?”. Met onze stemmen verheesd kropen we moe en voldaan in bed. Omdat het zo’n vruchtbare dag was, besloten Celien en Helena de volgende dag weer terug te keren om het reilen en zeilen van ons project voor te stellen. De jongens konden ondertussen de laatste voorbereidingen treffen voor onze reis naar Rwanda, die enkele dagen verder op ons lag te wachten. En, om jullie het leukste detail van dit alles niet te besparen: het ingeven van de bijna 200 namen, telefoonnummers en mailadressen was minstens evenwaardig aan een cursus in het ontcijferen van geheime codetalen. Sula bulungi
Humasol